Pers en publicaties Bijsterveld

Enige documenten die een beeld geven van
de gang van zaken in Bijsterveld

De ‘baantjes’

In de kronieken komt het verdelen van de “baantjes” elk jaar in september terug. Zoals op 20-9-1956: “Bij het ontbijt worden door pater overste Werner L’ Ortye de baantjes bekend gemaakt, waarin weinig verandering is gekomen”. Bedoeld wordt waarschijnlijk het soort baantjes want een jaar later wordt gemeld dat er geen belangrijke wijzigingen hebben plaatsgevonden. In 1960 worden ze onder het souper bekend gemaakt en pater overste Tesser deelt op 10-9-1963 de baantjes uit in de studiezaal. In 1964 worden ze niet meer door de overste pater Bilo bekendgemaakt maar worden ze via het aanplakbord publiek gemaakt.
De verdeling van de baantjes haalt de kronieken in 1966 al niet meer. Maar als op zaterdag 11 september een groot aantal veranderingen worden aangekondigd dan wordt er ook vermeld dat “transistorradio’s niet op de kamer mogen worden gebruikt maar wel in de werkplaatsen, waar men de baantjes uitoefent “.
Onderstaand  stuk over de verdeling van de baantjes is van september 1966. (Dit is afgeleid uit de namen die er op staan)

image001Dies Memorabiles

Deze werd altijd bij het begin van het schooljaar ( september) uitgedeeld. In de kronieken van 1962 wordt vermeld dat iedereen naast de dies memorabiles ook nog een dagorde ontving samen met het lesrooster en een preeklijst.image002In het schooljaar 1965-1966 komt er iets nieuws: de dag van het gezag. Deze feestdag komt i.p.v. de naamdag van pater overste. De kronieken van 4 november melden. “Dag van het gezag”. “Eindelijk is de grote dag aangebroken. We staan om zeven uur op en vieren om acht uur de eucharistie met liederen waarbij een drumstel gebruikt wordt, voor welk gebruik de topleiding van het huis uren heeft nodig gehad om haar fiat daaraan te geven. Daarna koffie met koek, wie had dat allemaal verwacht ? Alles werkt mee met het gezag, zelfs de hemel want ze straalt en is blauw”.

De kronieken van zaterdag 21 mei 1966 melden: Bezoekdag van de ouders van de scholastieken. Rond 11 uur waren de meesten die komen zouden er. We begonnen met een koffietafel, om 1 uur was het diner, daarna was er een sessio waarin pater provinciaal Jos Hermans en pater overste Bilo spraken over de vernieuwing in ons communiteitsleven in verband met het G.I.T., gevolgd door een economisch onderhoud met pater econoom ( Loek Godefroy), daarna was er een eucharistieviering met preek.

Kostgeld

Bij het afleggen van de tijdelijke geloften op het einde van het noviciaat trad je in bij de montfortanen en kwam je onderhoud ten laste van de congregatie. Maar het was daar ook geen vetpot en daarom werd er aan de ouders, waarvan de vader in loondienst was, gevraagd om de kinderbijslag door te sturen naar de paters montfortanen. Ouders met een studerend kind kregen drie dubbele kinderbijslag. Of er ook een bijdrage werd gevraagd van ouders die niet in loondienst waren weet ik niet.
Naast het afstaan van de kinderbijslag werd er ook aan de ouders gevraagd om kleding te betalen. Zeker toen de toog uitging en er een kostuum en/of colbert voor in de plaats kwam liepen de kosten flink op en werd er een beroep op de ouders gedaan. In Eindhoven was een winkel (Scheffers) waar we 30% korting kregen.

image003image004 image005 image006 image007

Enige documenten die een beeld geven van de gang van zaken in Bijsterveld

Naar het G.I.T.

September 1965 startte het G.I.T. (Gemeenschappelijk Instituut voor theologie Tilburg) in de gebouwen van de Katholieke Leergangen aan de Bosscheweg in Tilburg.
De Montfortanen deden er (nog) niet aan mee. In het studiejaar voorafgaand hieraan werd er in Oirschot stevig gediscussieerd of we hieraan moesten meedoen. De studenten wilden wel maar vonden geen gehoor bij de overheid. Geheel onverwachts werd er op 15 oktober 1965 door overste Bilo meegedeeld dat “Rome” toestemming had gegeven om volgend jaar te gaan studeren in Tilburg. Hij zei het volgende: “Als verantwoording voor deze stap dient, dat wij ons moeten aanpassen aan de huidige situatie in de Nederlandse kerkprovincie, waar alles wat betreft de priesteropleiding naar de centralisatie toegroeit. De tendens die daar achter steekt is de algemene ontevredenheid over de gebrekkige opleiding van de priesters, terwijl in het profane alles steeds meer gecultiveerd wordt. Eis van de toekomst is voor de priester een academische opleiding.” En hij vervolgt: “Op het ogenblik gaat dat hier nog een beetje, maar dit kan niet volgehouden worden vanwege de steeds strengere eisen. Het is dus niet verantwoord tegenover paters, ouders en congregatie, ons af te sluiten en een onderontwikkeld of achtergebleven gebied te worden. We moeten ons dus aansluiten”.

In 1967 sloot men zich aan bij de Katholieke Hogeschool en ging men verder onder de naam “stichting theologische faculteit te Tilburg” en verhuisde de opleiding in januari 1968 naar de Willem II- straat. De studenten bleven in Oirschot wonen en het vervoer ging met een tweetal VW-busjes en soms met een auto van een van de docenten of gewoon met de lijnbus.

Maar het aantal studenten minderde en er werd hardop gezegd dat men liever in Tilburg ging wonen. Daar werd in mei 1969 toe besloten na enige pittige bijeenkomsten.

image001 image002

Worsteling met de Tijdgeest: aanpassingen voor de toekomst.

TijdgeestTijdgeest 8Tijdgeest 9Tijdgeest 1 Tijdgeest 2 Tijdgeest 3 Tijdgeest 4 Tijdgeest 5 Tijdgeest 6

In september van dat jaar betrok men vier panden aan de Kapelmeesterlaan te Tilburg. Het convict bestond uit negen studenten en vier broeders o.l.v. Charles Voncken (overste) , Wiel Logister en br. Bram van de Broek.image003 image004 image005 image006Als laatste een artikel uit Pro Nostris van september 1969. Pater Hub. 4 Pater Hub. 5 Pater Hub. 6Pater Hub. 1 Pater Hub. 2 Pater Hub. 3


Artikel in het laatste katern “Vervolg” in de Volkskrant van 28 augustus 1999

Na 21 jaar zou de redactie van de Volkskrant stoppen met de bijlage getiteld “Vervolg”. Voor dit laatste nummer had de redactie de lezers uitgenodigd om stukjes in te zenden voor een klinkend afscheid met als thema “Aan alles komt een eind”.
Uit de bijna duizend inzendingen werd een ruime selectie in het laatste Vervolg-katern geplaatst, waaronder op bladzijde 9 mijn hiernaast staande bijdrage:

Geen instrument van de duivel

Die titel had de Volkskrantredactie uit mijn stukje opgedolven.
De “beste vriend” over wie ik daar schrijf was de Belg Domien Pateet.
Ik heb best veel reacties op het stukje gehad dat ik ook op mijn website had staan. Men was in het algemeen verbijsterd dat dit mogelijk was. En vooral vrouwen begrepen er niets van dat je over de meest persoonlijke bekommernissen niet sprak met je beste vriend. Onvoorstelbaar! Maar het was zo.

image003


“Een gedicht dat wel een beetje mijn gevoelens verwoordde…”

Iedereen die in Oirschot heeft gestudeerd en deze website bezoekt of deze pagina opent, zal ongetwijfeld terugdenken aan zijn tijd in Bijsterveld. Gedachten komen weer boven die bij die jaren horen.
Deze hele website bestaat voor een groot deel uit terugblikken op de eigen geschiedenis. En dat is wat nevenstaand gedicht van Michel van der Plas ook doet. Zelfs meer dan dat. Het kijkt ook naar anderen die wel doorgingen en wat ze in “den vreemde” deden. Alleen al de gedachte daaraan zegt nog iets over onze eigen gedachtes van die tijd.
Jaren geleden las ik het voor het eerst, maar dan alleen het eerste deel. Dat stond afgedrukt in de Volkskrant bij een of ander verhaal. Waar dat over ging weet ik niet meer. Ik heb het toen uitgeknipt en bewaard.
Een paar jaar geleden kwam ik het weer tegen en bedacht dat het gedicht wel een beetje mijn gevoelens verwoordde. Ik denk dat iedereen in Oirschot toch wel zijn idealen had en dat die idealen niet echt minder werden toen hij daar wegging. Het weggaan had meer te maken met het instituut dat verouderd was, de moderne tijd had zijn intrede gedaan. Er bleek meer te zijn dan het kloosterleven.
Vorig voorjaar kocht ik, tweedehands, de bundel waar het gedicht in stond en ontdekte ik dat het gedicht een tweede deel had. En daarmee kwam ik er ook achter waarom de naam Reintjes aan het gedicht was gegeven. In dat tweede deel herkende ik ook mijn eigen bewondering voor een aantal personen die toch missionaris waren geworden.
En tegelijk is het de constatering van het scheiden der wegen van velen ná Oirschot. Een scheiding die bij velen nooit helemaal volledig geweest is.

Gijs van den Berg

REINTJES
1
Soms speel ik nog wel eens met de gedachte.
Een monnik. Dorpspastoor. Het had gekund.
Ergens toe dienen. Gods geheime krachten.
En ik had het mijn moeder zo gegund.
Preken was best gegaan. En misdoen. Keurig.
Maar verder. Te eerzuchtig, te verwend:
en als celibatair waarschijnlijk treurig.
Tenzij ik Reintjes eerder had gekend.
Dan was ik mee naar Afrika vertrokken,
had ik gepionierd, een dorp gebouwd
en, telkens van een nieuwe nood geschrokken,
gezwoegd, gezweet, geen tijd voor goed of fout;
een ploeg, steeds in de modder erop uit:
groots, zeven jongens op een oude schuit.

2
In die dagen trok hij de bergen in
en bracht er heel de nacht door in gebed.
En daalde af, dit was maar een begin,
naar Bonga, en hij zag en haatte het.
Maar hele scharen kwamen op hem af
om hem te horen. En met hen nadien
de zieken en melaatsen. En hij gaf
meer dan hij had. Ik heb het mogen zien.
Hoe hij rondging, hoe op hem werd gewacht,
hoe ze des avonds, liggend in het gras,
zich naar hem oprichtten uit alle macht
om hem maar aan te raken, en het was
voor heel de menigte of er een kracht
van hem uitging die iedereen genas.

Michel van der Plas
uit: De oevers bekennen kleur. Verzamelde gedichten, 1994, p.289.