Artikel over De Haagse Schouw

Pastorie-assistentiehuis wordt nood-seminarie

Wie aan een seminarie denkt, ziet in zijn verbeelding ‘n groot gebouw, liefst een beetje somber, waarin hoge, gewelfde gangen net gothische bogen en vensters, die een zacht gekleurd licht doorlaten op de roodplavuizen vloer. Een groot gebouw, waarin jongens zich ernstig voorbereiden op de verheven taak, die zij mogelijk zullen gaan vervullen. Een grote kapel, vol van ruisende orgelklanken, gevuld met devoot knielende jongens, die helemaal geen moeite schijnen te hebben om de langste plechtigheden onafgebroken met vrome aandacht te volgen. Kortom: ernst, rust en ingetogenheid.

…Een deur vliegt open. Plotseling is de stille gang vervuld van lawaai; boven het geroezemoes uit en het snelle geklepper van 22 paar jongensschoenen op een tegelvloer, klinkt een schelle jongensstem: “Sinterklaas is jááááárig”. De anderen nemen het schone gezang over, totdat een zware mannenstem de wilde troep tot bedaren brengt.

We zijn in de pastorie van de Paters Montfortanen aan de Haagsche Schouw te Voorschoten en zitten op de kamer van pastoor Holthuizen, die ons zojuist heeft voorgesteld aan Pater C. Polder, Overste van de Apostolische School te Voorschoten.

Een apostolische school in een pastorie; een seminarie in een huis, dat bijna 20 jaar geleden werd gebouwd voor hoogstens 10 a 12 paters en broeders, die aan de Haagsche Schouw de zielzorg gingen uitoefenen en vanuit dit kleine klooster op assistentie togen. Een pastorie,die seminarie werd; een patersklooster, waarin de paters plaats moesten maken voor jongens. Hoe zit dat?

De Montfortanen hebben hun Apostolische School in Schimmert (Limburg), heel klein en armoedig begonnen, uitgegroeid tot een machtig gebouw, dat door mgr Lemmens zo graag een “burcht” wordt genoemd. Met 180 studenten echter was de school vol. Liever dan tot uitbreiding over te gaan, werd besloten in het westen des lands een nieuwe school te beginnen. Zo werd in Heiloo (N.H) een eenvoudig huisje betrokken, dat in 1950 het begin werd van de school. De mogelijkheid om t.z.t. te gaan bouwen bleek echter niet aanwezig, zodat naar een andere plaats werd uitgezien. Toen viel het oog op de Haagsche Schouw, het assistentiehuis. De meeste paters werden overgeplaatst; timmerman en loodgieter kwamen er aan te pas; de zolder werd omgetoverd in slaapkamers en het nood-seminarie was klaar. Half september 1951 deden ruim 20 jongens er hun intrede. Slechts drie paters (waaronder pastoor en kapelaan) waren achtergebleven; zij kregen gezelschap van enige confraters,die de jongens zouden helpen op hun eerste moeilijke schreden op het pad, dat van klein-seminarie tot priesterschap leidt.

Nu zijn we drie maanden verder; het groepje jongens-op-wandeling is een vertrouwd gezicht geworden rond de Haagsche Schouw en de eerste ervaringen van het nood-seminarie kunnen thans overzien worden.

Pater Polder is zeer tevreden. “Natuurlijk, we moeten ons behelpen; veel ruimte is er niet en we hopen dan ook op ‘n zo spoedig mogelijke verwezelijking van onze plannen, maar we mogen niet klagen, het gaat!”

We mogen hier en daar een kijkje nemen. Op de zolder zijn kamertjes, met één doorlopende gang, zonder deuren aan elkaar verbonden. Het ziet er keurig uit: netjes opgemaakte bedden en voor iedere jongen een aparte, flinke kast. Op de gang zijn vijf vaste wastafels aangebracht; niet royaal, maar het gaat.

Niet royaal, maar het gaat. Dat is de indruk, die men telkens weer krijgt. De leslokalen zijn niet groot, maar de klassen zijn klein, dus het gaat. Er is een tweede klas van 4, een eerste klas va 12 en een voorbereidende klas van 6 jongens. Met een beetje goede wil vinden allen een plaatsje aan de nog ietwat provisorische tafels.

De kapel dito. De vroegere huiskapel was berekend op 10 à 12 paters, niet op 22 jongens. Maar er gaan veel makke schapen in een hok, al willen we hiermede volstrekt niet zeggen, dat de kapel een hok zou zijn.

Het is er intiem en stemmig; de banken en stoelen staan wat dicht op elkaar, maar het gaat! In de hoek staat een klein harmonium. Als we.binnenkomen, is juist het ‘zangkoor’ de Mis voor a.s. zondag aan het repeteren. Een van de jongens fungeert als organist, een der paters-leraren als dirigent.

De recreatiezaal is tevens studiezaal voor de jongens. Er staan wat tafeltjes en stoelen, gezellig door elkaar. Een flink deel van dee dag wordt hier doorgebracht.b

Als ‘s morgens om zes uur de bel luidt, is het opstaan. Ochtendgebed en meditatie gaan de H. Mis vooraf, die om half zeven wordt opgedragen. Daarna eerst een half uur studeren, dan ontbijten en bed-opmaken. Even een korte recreatie en dan beginnen om half negen de lessen tot half één, afgewisseld met een korte pauze. Na de middag wordt het rozenhoedje gebeden, gevolgd door studie en 2 lessen. Om kwart over vier boterham eten, recreatie, studie en geestelijke lezing. Dan is het half acht, tijd voor het avondeten. Tenslotte nog een half uur recreatie, een half uur studie en het avondgebed. Om negen uur is de dag om. Even later hoort de surveillant op zolder niets meer, hoogstens hier of daar het gesnurk van een vaste slaap.

Zo gaat het dag in dag uit. Dinsdag- en donderdagmiddag hebben de jongens vrij. Meestal wordt dan een flinke wandeling gemaakt of een fietstocht. “Sommige jongens hebben hier hun fiets”, vertelt pastoor Holthuizen. “U ziet wel: hoe vooruitstrevend we hier zijn!” Ook de zondag brengt enige afwisseling. “s Morgens is er wat studietijd en ‘s middags gaan de jongens naar Voorschoten-dorp om een voetbalwedstrijd van S.V.L.V te zien!

Waarom moeten we nu telkens denken aan de Bond zonder Naam? Is het vanwege de spreuk “Sober maar niet somber”? Een spreuk, die uitstekend van toepassing is op deze apostolische school-in-wording. De stemming, dat hebben we wel kunnen constateren, is er gemoedelijk als in een grote familie en er ligt geen grote afstand tussen paters en jongens. Het is een gemeenschap, die zich zeer behelpen moet, maar in een prettige sfeer, die het primitieve niet als een moeilijk te torsen last laat voelen.

Is dit niet het mooiste, dat men zich onder deze omstandigheden wensen kan?

(uit de Leidse Courant van zaterdag 8 dec. 1951. Overgenomen in De Harpoen van juni 1965)