Terugblik op het begin en het einde

Terugblik van Pater C. Polder in De Harpoen van juni 1965

Al enige tijd ging het gerucht dat de bisschop van Haarlem, Mgr Huibers, de Paters Montfortanen had toegestaan een klein-seminarie op te richten in Heiloo. De uitgebreide lijst met benoemingen, op het einde van de retraite in 1949 in Schimmert bekend gemaakt, bevestigde deze geruchten en het toeval wilde dat dezelfde avond nog een Pater naar Oirschot kwam, brandend van verlangen om al dat nieuws te vertellen.

En daar zaten dan ook onder zijn gehoor de twee “uitverkorenen” voor Heiloo. Ze keken elkaar wel min of meer verbaasd aan of ze erg gelukkig waren met hun uitverkiezing verhaalt de geschiedenis niet.

De volgende morgen bracht de post de officiële bevestiging: Pater Polder was benoemd als Overste van de nieuw-op-te-richten-school; Pater Bernard werd zijn assistent zoals dat in de deftige kanselarijstijl heette “adversalitatem casuum” of vrij vertaald als “manusje-van-alles”.

Daar het echter niet mogelijk is onmiddellijk met een school, hoe eenvoudig dan ook van opzet, te beginnen kregen beiden nog een andere voorlopige benoeming, die hen in staat zou stellen het terrein van dichtbij te ‘verkennen. En zo trok het tweetal op een goede dag naar Heiloo om hun toekomstige basis eens van nabij te gaan bezichtigen. Ik zie ons nog staan, met een gezicht van trotse bezitters, voor het rectoraatshuis van Heiloo-kapel, waar we na een stevige wandeling terecht kwamen.

“Dat is alvast niet gek”, oordeelden we heel opgelucht!

“Daar houden we het best een jaartje gezellig samen uit!”

Toch zou het allemaal wel een beetje anders verlopen dan we dachten en zo betrok veertien dagen later Pater Bernard, als assistent van de rector, een bovenkamertje van het rectoraat; Pater Polder bleef nog enige tijd als dakloos zwerver zonder vaste woonplaats, maar werd toen gastvrij opgenomen door de pastoor van Egmond aan Zee, Pater M. Hupperts, terwijl hij zo nu en dan als eerste invaller op Kapel fungeerde.

Dat bovenkamertje in Heiloo! Hoeveel plannen werden daar uitgedacht, mogelijkheden besproken, luchtkastelen gebouwd! Het was de centrale post, vanwaar we uittrokken om het terrein te verkennen, relaties aan te knopen, ons te oriënteren omtrent de mogelijkheden, die een nieuwe school ons bood.

Al vlug waren we het er over eens dat het cafétje van Jaap de Ruiter, die naar het scheen eventueel zijn zaak wel wilde verkopen, weinig geschikt was voor ons doel.

Met toestemming van P. Provinciaal werd een andere, meer rechtstreekse oplossing gezocht. Het eerste waar we naar uitzagen, was een geschikt terrein, waar de school zou kunnen verrijzen. We vonden wel een heel bijzonder geschikt stuk grond, gelegen aan de Rijksstraatweg, tegenover de Kapellaan. In het uitbreidingsplan van de gemeente Heiloo was er een bouwverbod, maar via de R.K. wethouder kregen we de toezegging van B. en W., dat ze hun volledige medewerking zouden geven om, als het nodig mocht zijn, de bestemming van dat terrein te veranderen. Een tussenpersoon werd gezocht om kontakt op te nemen met de eigenaars. Het bleek dat deze wel genegen waren de grond te verkopen, maar de grond was getaxeerd op een waarde die veel hoger lag dan onze portemonné maar in de verte toeliet. Natuurlijk keken we toen verder rond, maar hoe we ook zochten, nergens vonden we iets dat ook maar enigszins bij benadering vergeleken kon worden met dit zo begeerde terrein. Zelf konden we weinig anders doen dan met onze grote zorg naar O.L.Vrouw ter Nood gaan – en we beloofden, dat ons seminarie, als het in Heiloo gevestigd werd, haar naam zou dragen. Zo maakten we er wel een beetje Haar zaak van, als het tenminste gunstig was, dat ons seminarie in Heiloo zou komen.

Toen vonden we een uiterst kundige instantie, Dr. H. Hofstee, directeur van het “Hooge Huys” in Alkmaar,die zich bereid verklaarde ons te helpen. Deze droeg de heer N. Bijl op de zaak tot een goed einde te brengen. Daarmee begonnen de lange en moeizame onderhandelingen, dikwijls afgebroken en weer hervat en uiteindelijk met een prachtig resultaat bekroond.

Maar intussen moest er verder “gepionierd” worden. De tijd ging vlug: de eerste toekomstige leerlingen waren gevonden, maar waar zouden we ze onderbrengen, waar konden we hen van onze lessen laten genieten?

Omdat alles heel voorlopig was en wij slechts met een klein groepje konden beginnen, leek het ons het beste ‘n gewoon huis zien te krijgen (anno 1950!!) en een lokaliteit te zoeken, die we voor de klassen konden inrichten. Het leek alles nogal idealistisch en hoe we ook zochten, iets geschikts vonden we niet. We zagen dat het een race zou worden tegen de klok, wilden we althans het nieuwe schooljaar in Heiloo openen!

Begin juni verbleef de éne pioniershelft enige weken in een Eindhovens ziekenhuis. Daar ontving hij heel onverwachts het blijde bericht: Pater Bernard had een tip gekregen, dat er aan de Zeeweg in Heiloo een huis werd gebouwd, dat door omstandigheden te koop was. Het leek uitermate geschikt voor de opzet, zoals we die gepland hadden. Onmiddellijk werd de toestemming aan P. Provinciaal gevraagd en verkregen. En nu eenmaal het eerste succes was geboekt, ging de rest haast vanzelf. Broeder Overste van de psychiatrische inrichting stelde bereidwillig de nodige lesruimte ter beschikking, terwijl de zusters Franciscanessen aan de Malvoortsedijk het gebruik van de kapel afstonden aan ons.

Nu kon de nieuwe school, dachten we, begin september toch geopend worden. En toen meneer Bijl tegen het einde van augustus op een avond het blijde bericht kwam brengen, dat hij erin geslaagd was een heel redelijke koopprijs te bedingen, – de gevraagde som was tot ongeveer de helft teruggebracht – leek de zon voor goed door de wolken te breken.

Donkere wolken

Eens dat Montfort een missie preekte, kwam een vriend hem bezoeken. Hij trof Montfort diep ongelukkig aan. Er was geen bisschop, die dreigde hem zijn jurisdictie te ontnemen; geen kanunnik, die tegen hem te keer ging als hij op de preekstoel stond; geen pastoor, die de kerkdeur voor hem gesloten hield. Er werden geen lasterpraatjes over hem verteld, geen geniepigheidjes tegen hem uitgehaald, gestookt en geroddeld. De mensen kwamen allemaal naar de kerk, luisterden naar wat hij zei, deden alles wat hij hun vroeg. Waarom was hij dan niet blij? Och, er ontbrak één ding: het kruis! Hoe kon die missie het werk van God zijn, als het kruis ontbrak?

Wij hoefden ons op dat gebied geen zorgen te maken: het kruis was er!

Ons officieel verzoek om bouwgrond te krijgen werd even officieel afgewezen. B. en W. hadden een ongunstig advies gekregen: “Het landschapschoon eiste dat de  begrenzing van de gemeente agrarisch bleef”.

Ook van een andere kant stak er nog een stormpje op, maar dat had veel weg van “een storm in een glas water” en leek al heel gauw te bedaren.

Nu moesten we proberen het ongunstig advies te veranderen. Met toestemming van B. en W. ging Mhr. Bijl naar de stedenbouwer Gouwetor in Rotterdam, die de uitbreidingsplannen van de gemeente behartigde. Het resultaat was hoopvol. Een nieuw advies luidde, dat onze plannen inderdaad, onder bepaalde voorwaarden, een zeer goede afsluiting aan die kant van de gemeente verzekerden.

Nu scheen er geen vuiltje meer aan de lucht. Het zou een gewoon “hamerstuk” worden, dacht de R.K.-wethouder, de heer Schuyt. En ook van andere zijden kregen we geruststellende verzekeringen: de gemeente kon er alleen maar belang bij hebben dat het seminarie er kwam.

Die avond zaten we met zijn drietjes, al zo’n beetje in feeststemming, nog heel laat bij de telefoon te wachten op de uitslag van de raadszitting. Maar het toestel op mijn bureau bleef zwijgen en een beetje teleurgesteld gingen we ten slotte naar bed.

De volgende morgen belde ik wethouder Schuyt zo vlug mogelijk op. En daar kwam de niet verwachte teleurstelling: met 8 stemmen tegen (van alle niet-katholieke raadsleden) en 7 vóór (van de hele katholieke fractie) was ons verzoek afgewezen. In plaats van een “Hamerstuk” was er een felle discussie geweest. Eén wethouder en met hem de PvdA, VVD, CRU en CPN meenden dat het onverantwoordelijk was deze toestemming zonder nauwgezette studie te geven. Eén van de heren wenste zelfs in West-Nederland helemaal geen gestichten of tehuizen gebouwd te zien. Die moesten maar in het oosten van het land gebouwd worden!

Het “Nieuw Noord Hollands Dagblad” van vrijdag 1december 1950, vraagt zich af: “Moeten wij misschien concluderen: het betreft hier een gebouw waar een kruis op staat, dus torpederen?” En het blad besluit: “Wat ons zeer tegenviel was de halfslachtige houding van de kristelijke afgevaardigde. Deze wenste, toen het voorstel in stemming kwam, blanco te stemmen, maar uit het oogpunt van de grote verantwoordelijkheid stemde hij tenslotte toch tegen (sic!). Over verantwoordelijkheid gesproken. Wij kunnen a1leen zeggen: “Katholieken let op us saeck!”

Intussen zaten wij met de stukken te kijken. We konden niet onbegrensd gebruik blijven maken van de gastvrijheid, die ons met zoveel liefde geboden was. Maar geen grond, dan ook geen eigen school.

Er werd weer druk geconfereerd en gezocht naar middelen om deze nieuwe hindernis te nemen. Er bleef maar één uitweg: proberen het raadsbesluit ongedaan te maken.Uiteindelijk speelde burgemeester Peeters van Medemblik het klaar, dat de streekplandienst van Noord Holland zijn goedkeuring gaf om een missiehuis te bouwen: wel niet op het door ons zo begeerde terrein, maar op een vlak daarachter gelegen stuk grond van dezelfde eigenaar en dezelfde pachter.

Maar die storm in een glas water, die ons in het begin even bedreigde, had zich nu opeens ontwikkeld tot een geweldige, alles meesleurende, alles vernietigende orkaan. Daartegen viel niet te vechten. We kregen orders al onze aktiviteiten te staken. Alleen ons schooljaar mochten we nog ton einde maken. En dan? Zelfs in de donkerste dagen had de toekomst ons nooit zo somber geleken. Verdrietig vroegen we ons af of dit het definitieve einde van onze stichting, van al onze illusies was. Of zouden we nog ergens anders mogen beginnen?

Er is veel gebeden, vurig. gehoopt, soms naar het scheen, tegen alle hoop in. Tot eindelijk het verlossende bericht kwam ! Ons werk was niet vergeefs geweest. We mochten onze school voortzetten in Zuid Holland, in het zeer gunstig gelegen Voorschoten!

De finale

Nee, bruisend-enthousiast en meeslepend was die niet! Er kwamen maar twee instrumenten aan te pas: een knarsende verhuiswagen, die ons huisraad kwam opladen en… de stille trom, waarmee we vertrokken.

Met weemoed in het hart draaide ik voor de laatste maal de sleutel om in het slot. Voor goed sloten we de deur van ons huisje aan de Zeeweg, waar we zoveel achterlieten dat ons dierbaar was geworden: onze verwachtingen en teleurstellingen, onze toekomstplannen en idealen.

Maar stilstaan bij het verleden, bij wat voorbij is, dat helpt niet. We moesten weer vooruit naar een nieuwe toekomst. We konden gerust zijn en vertrouwen. Het kruis zou een hecht fundament blijken voor de nieuwe school, ook als die gevestigd werd in Voorschoten.

En nu de eersten van hen, die in Heiloo de lange weg naar hun ideaal begonnen, de H. Priesterwijding reeds ontvingen, kunnen wij niet anders dan dankbaar zijn jegens God, want: “Hij die machtig is, heeft grote dingen gedaan!”

C. Polder smm