Afscheidsrede pater G. Op ’t Veld

Toespraak die pater G. Op ’t Veld hield bij de sluiting van Ste Marie op 31 mei 1973, zoals deze verscheen in het laatste nummer van het schoolblad Flambouw.

Afscheidsrede

Dierbare vrienden
90 Jaren Ste MARIE zijn voorbij. Deze “Ecole Apostolique”, deze “Apostolische School”, dit “Montfortaans Seminarie”, dit “Convict Ste Marie” heeft zijn taak volbracht in onze Congregatie, in de wereldkerk, in de maatschappij.
Instellingen die niet gesticht zijn om economische redenen, maar berusten op een stuk gelovig idealisme zijn uiteraard sterk onderhevig aan alles wat er met het geestesleven van de mens en bijzonder van de gelovige mens gebeurt. Ze registreren en ondervinden de hartslag en bloedsomloop van hun tijd.
Ik mag veilig stellen, dat het overgrote deel van die 90 jaren gestaan heeft in het perspectief van het Evangelie van vandaag, de evangelisatie, de uitbreiding van de katholieke kerk, vooral in de derde wereld.
De gehele opvoeding, de totale vorming in dit huis was gericht op die ‘esprit missionaire’ volgens de eerste beginselen van het wezenlijke in de Montfortaan: “Omnes sodales meminerint se esse missionarios… “ (d.w.z.) Waar je staat als Montfortaan, je bent er als missionaris.
Studie, training in wilskracht en soberheid, een sterk gevoed gebedsleven, alles doordrenkt met een diepe godsvrucht tot Maria. volgens de grondbeginselen zoals die verankerd lagen in de ‘Ware Godsvrucht’ van Grignion de Montfort, dat waren van ouds de pijlers van het leven hier in dit instituut. Dit uitte zich in heel het Leefpatroon, vond zijn uitdrukking in de wezenlijke handelingen van. de dag, tot in de tijden van ontspanning toe, maar had ook zijn weerklank in toneel, declamatie, muziek en andere vormen van cultuur.
De stekken uit Franse bodem konden hier in Limburg wortel schieten omdat de goede pootaarde aanwezig was.
Toen in 1880 de Franse novicen van de pas opgerichte “l’Ecole Apostolique” van Pontchâteau uit het armtierige moederhuis van Saint-Laurent-sur Sèvre verdreven werden door de toenmalige anti-religieuze wetgeving, zochten de Franse Montfortanen in België en Nederland een onderkomen. De Proostdij van Meerssen, die net onder de neus van Pater Fleurance verkocht was en een boerderij in Ulestraten moesten het afleggen tegen de boerderij van de familie Eussen op de Bies (waar de zusters van de Wijsheid zich vestigden) en de boerderij van de familie Willems in de Hoofdstraat in Schimmert, waar jong-getoogden hun priesteropleiding voortzetten die in hun moederland niet meer mogelijk was.
Dat de eerste overste pater Barré reeds drie jaren later in datzelfde Frankrijk de middelen bij elkaar kon bedelen om de huidige ‘vleugel aan de laankant’ op te zetten als ‘Ecole Apostolique’ voor Limburgse jongens die zich intussen gemeld hadden, werd de inzet van de “Franse periode” van Ste MARIE, die duurde van 1883 tot 1925 – Na een kleine inloopperiode tot Allerheiligen werd iedere nieuwe leerling geacht zijn Limburgs dialect verloochend en het Frans tot zijn voertaal gemaakt te hebben; en men werd verplicht om elkaar op dit punt te bewaken door middel van het doorgeven van een medaIje die aan het eind van de dag tegen straf bij de prefect ingeleverd moest worden door degene die het laatst door een medeleerling betrapt was op het spreken van een ‘barbaarse’ taal.
Het culturele leven buiten de studie werd gestimuleerd door de oprichting van de “Académie des Saints Apôtres sous le patronage de la trèssainte Vierge, reine du Sacré Collège”, waarin het intellect van die tijd opgenomen kon worden na de nodige proeven van bekwaamheid. Over het algemeen behandelde deze académie onderwerpen van godsdienstige aard. Om daardoor godsdienstzin, kennis van de godsdienst en missieijver aan te wakkeren. De beste stukken concurreerden dan in een wedkamp georganiseerd door colleges in Frankrijk, Canada, Zwitserland en België, de zogenaamde “Concours de l‘Alliance des Maisons d’éducation chrétienne”.
De tucht was streng; op de sintelspeelplaats ontwikkelden zich keiharde spelen, die voor de leerlingen legendaris gebleven zijn, en de muziek leverde strijdliederen, zoals ‘En avant pour Jésus, pour notre Dame et Reine’ !!! De ‘kleinekudde’ van de Brandende Bede zou en moest een stuk van de wereld veroveren voor Christus door Maria.
Typisch is het dan ook wel, dat van de 72 kleinseminaristen die het instituut in 1894 telde er 39 priester werden.
Ook toen tussen 1925 en 1930 de voertaal Nederlands werd, bleef de oorspronkelijke geest gehandhaafd. Alles bleef tot in het kleinste toe ondergeschikt aan het grote doel waarvoor men naar Ste MARIE kwam: priester-missionaris worden.
In de studie bleven de exacte vakken maar zeer bedeeld, omdat de positieve wetenschappen buiten het gezichtsveld van de priester plachten te liggen. Nadruk bleef gelegd op litteratuur en welsprekendheid.
Het godsdienstig element in alle facetten nam een grote plaats is. Men mag zelfs stellen, dat het geheel een monastiek stempel droeg: elke dag had zijn eender gebedsritme, met korte ochtendmeditatie, obligate H. Mis, 3 rozenhoedjes, ‘bezoek aan het Allerheiligste en geestelijke lezing,’ zowel voor knaapjes van 12 jaar als voor de ouderen, zodat wel eens gezegd werd, dat de jongens van Ste Marie de beste’ religieuzen van de congregatie waren. ”
Zo was ook het buitenschoolse leven: vaste bedevaarten, de Missie-Actie, het Maria-legioen, films die maar langzaam evolueerden van ’n religieuze inslag naar de gewone speelfilm. Ja zelfs de vakanties waren aan een bepaald reglement gebonden: ‘Pas de vacances pour la pièté…’ Het was slechts door buiten het instituut liggende oorzaken, dat er op het terrein van de studie langzaamaan een accentverschuiving plaats greep. Na de tweede wereldoorlog won de overtuiging veld, dat de geheel eigen intellectuele vorming der leerlingen de vrijheid beperkte van degenen die bleven, maar vooral van het merendeel dat wegging, en dan zonder diploma maatschappelijk verder moest. De studies moesten gewoon aan het Nederlands patroon aangepast worden, tot en met het erkende eindexamen gymnasium. In die jaren hebben overheid en leraren hard gevochten en gewerkt om het zo ver te krijgen. Veel leerlingen stribbelden wel wat tegen: ze wilden immers missionaris worden en het diploma kan daarbij ‘n beletsel zijn, in zoverre dat dit een fundament kon worden voor ’n opdracht tot verder studeren met het risico van een daarop aansluitende levenstaak, die geen missionaris was in de strikte zin van het woord.
Toch werd via staatsexamens het studiepeil gaandeweg opgevoerd, wat later gehonoreerd is geworden door de aanwijzing van de school als erkend gymnasium.
De echte aardverschuiving deed zich echter voor op godsdienstig gebied, in de veranderingen zoals we ze allen kennen. Het zicht op het religieuze leven en het priesterschap werd door al de discussies hieromtrent voor velen onduidelijk. Horizontaal denken versmalde de ‘Plaats van de priester vaak te zeer tot het terrein van de sociaal-werker of de ontwikkelingshelper. Meer en meer vatte de overtuiging post, dat het klein seminarie in de nieuwe tijd wel eens de minst geschikte opleidingsvorm zou kunnen zijn en dat het internaatsleven een stuk onvrijheid en vervreemding van huiselijk en maatschappelijk milieu betekende. Kortom het gevreesde ogenblik liet zich niet langer meer negeren: getallen en feiten wezen duidelijk uit, dat het seminarie als zodanig geen haalbare kaart meer was, voor Ste MARIE. En men koos na wikken en wegen voor overschakeling op een “open internaat”. Maar hierbij werd de tot dusverre gehanteerde eenzijdige gymnasiumopleiding als een te enge weg ervaren voor onze toekomstige pupillen, ook voor de weinigen bij wie wij nog een priesterroeping verhoopten. Uitsturen naar grotere en meer gedifferentieerde scholen werd noodzakelijk, waarbij men ook een breder sociaal contact als een voordeel zag. “Montfortaans Seminarie” werd ”Convict Ste MARIE”.
Moeten we zeggen “Helaas”? Ik weet het niet, maar in ieder geval is het niet zonder deernis, dat we nu vaststellen, dat het zo vaak genoemde “aloude” Ste MARIE, de “Alma Mater” in deze laatste fase niet meer dan vijf jaren een kwijnend bestaan geleid heeft. Het besluit zelf een eindstreep te zetten, hoe moeilijk dit ook was, is tenslotte gevallen.
En het lijkt erop, dat wij bijeengekomen zijn rondom dit eens zo vitale organisme, op het ogenblik, dat het aan de worsteling en de wonden van de nieuwe tijd is doodgebloed.
Beste vrienden, tòch heb ik gemeend er goed aan te doen op deze laatste dag de geschiedenis van Ste MARIE in grove lijnen voor u te schilderen. Misschien hebt U zichzelf hier of daar herkend; uw gevoel kan daarop in eindeloos gevarieerde schakeringen gereageerd hebben.
Maar ik meen, dat we in gelovig erkennen hierin ook de geschiedenis mogen zien van een stuk werken van God samen met zijn mensen aan het waar maken van zijn heilsplan van verlossing. Want vanuit deze “Apostolische School” van onze oude Franse confraters hebben zich veel en vruchtdragende takken van de Kerk verbreid tot ver over het aardoppervlak. Hiervoor willen wij van harte in deze Eucharistische Viering dank brengen aan de Vader van wie alle goed komt door het Kruisoffer van zijn Zoon en de liefde van hun beider Geest.
Dank ook aan haar van wie de Evangelist niet zonder diepere reden vermeldt, dat Zij onder het kruis stand hield en die vanouds een heel bijzondere plaats ingenomen heeft in het leven en werken van ons instituut.
Het was verder ook de geschiedenis van de velen die in grote toewijding en belangeloosheid gewerkt hebben voor velen volgens de inzichten die elke tijd hun heeft aangereikt. Of zij nu reeds gestorven zijn of nog in leven, ver van hier of onder mijn gehoor, het zij dan, dat zij tot ons gezelschap behoren of ons van buitenaf ons hun steun hebben verleend, voor allen vragen wij in dankbaarheid dat de Heer hun alles mag vergelden.
Het Mysterie van deze Hemelvaartsdag die ons er aan herinnert, dat Christus na zijn dood nu verrezen leeft bij de Vader in onverwoestbare vitaliteit, moge onze weemoed bij dit afscheid temperen en veranderen in blijmoedig vertrouwen, dat het gestorven zaad hoe dan ook strekken zal tot nieuw leven, waarvan wij weliswaar het geheim nu nog niet kennen.
Het laatste woord van Christus: “Het is volbracht”, was niet de kreet van een man die in het sterven ten onder ging, maar de hoopgevende getuigenis, dat een groot werk tot stand gekomen was.
Pater G. Op ’t Veld.