‘Waardeloos kennen we niet, dit geldt voor spullen en mensen’

‘Waardeloos kennen we niet, dit geldt voor spullen en mensen’

Gijs van den Berg

Nadat het geschiedenisboek van de Nederlandse provincie is verschenen, merkte onze provinciaal op dat de geschiedenis van de montfortanen is beschreven, maar dat er een stuk geschiedenis ontbreekt, namelijk van de mensen die uit de congregatie gestapt zijn. De redactie van ‘Wijzer’ wil de oud-montfortanen de gelegenheid bieden hun levensverhaal op te schrijven. De eerste is Gijs van den Berg, in 1943 geboren in Leiden en ingetreden bij de montfortanen in 1963. Een jaar later legde hij in Vroenhof zijn eerste geloften af. Van 1964 tot 1970 studeerde hij als scholastiek in Oirschot. Hij verliet de congregatie in 1970 en vertelt hoe het hem daarna is vergaan…

Zoals in die tijd gebruikelijk was gingen de fraters in de zomervakantie op verschillende plaatsen werken. Zo kwam ik met Peter Denneman, Peter Hoogland en André Laurier terecht in de Emmaus-communauteit in Haarzuilens. Daar woonden en werkten we gedurende een of twee maanden. Ik had het er erg naar mijn zin en genoot volop van de sfeer en de ambiance van het leven zoals het daar geleefd werd. Gedurende die tijd werd aan ons gevraagd of we niet voor een paar jaar daar de leiding op ons wilden nemen. De responsabel van dat moment was getrouwd en had kinderen. En hoe bijzonder het verblijf daar was, voor kinderen was het toch geen geschikte omgeving. Ik had er wel oren naar maar wilde in ieder geval mijn studie in Tilburg afmaken.

Halve 3e klas ’58-’59 Beresteyn vlnr Pater Polder, Gijs van den Berg, Ton van Duivenvoorde, Theo Valkering en Ben Faas

Halve 3e klas ’58-’59 Beresteyn vlnr Pater Polder, Gijs van den Berg, Ton van Duivenvoorde, Theo Valkering en Ben Faas.

In december 1968 schreef ik een brief naar Pater Provinciaal (Hermans) met het verzoek om vanaf juli 1969 voor drie jaar als montfortaan te mogen werken in de communauteit van Haarzuilens. Ook wilde ik het afleggen van de eeuwige geloften uitstellen en voorlopig afzien van de priesterwijding. Nadrukkelijk vermeldde ik erbij dat het geen financiële consequenties had voor de congregatie. Al heel snel kreeg ik antwoord waarin Pater Hermans liet weten dat hij zeer positief stond achter mijn aanvraag en het ‘echt evangelisch werk van de Emmaus-communauteit’. Aan deze toestemming waren wel een aantal voorwaarden verbonden. De belangrijkste was wel dat ik ‘maandelijks een volledig weekend of enkele dagen moest doorbrengen in de communiteit van Oirschot’. In het najaar van 1969 werd dat de communiteit Tilburg. Ook werd van mij verlangd dat ik op andere tijden, zoals vakanties en retraites voor langere tijd in de communiteit zou doorbrengen. Gelukkig stond er ook nog vermeld dat onmogelijk alle consequenties konden worden voorzien en dat veel zou afhangen van mijn eigen wil. Gedurende dat jaar kwam ik regelmatig in Haarzuilens en ook ging er wel eens een confrater mee. Ik hielp in het voorjaar mee met een grote kledingophaalactie in Helmond en had een ontmoeting met abbé Pierre. Bij die gelegenheid zei hij me, dat het in het begin er allemaal zo ideaal uit zag, maar dat er een tijd kwam dat al die ‘vodden’ en die ‘zwervers’ je neusgaten uitkwamen. En pas als je dat weer allemaal ingeslikt had, zou je er thuis voelen.

Vlnr Peter Denneman, zoontje van de responsabel en Gijs van den Berg

Vlnr Peter Denneman, zoontje van de responsabel en Gijs van den Berg.

Zo kwam ik eind augustus 1969 aan in de communauteit. Ik voelde me er meteen thuis. De vorige responsabel had niet op mij gewacht en was met vrouw en kinderen vertrokken. Ondertussen had een ander de leiding, waardoor ik niet meteen in het diepe werd gegooid. Ik kon mijn afspraken goed nakomen en kwam regelmatig in Tilburg bij de confraters en mijn nieuwe overste Pater Voncken. De bedoeling was dat ik voor enkele maanden naar Frankrijk zou gaan om me daar in te werken, maar dat kwam er niet van. Wel bracht ik midden in de winter een bezoek aan de communauteit in Zweden, waar twee mensen werkten die ik in het afgelopen jaar in Haarzuilens ontmoet had. Vlak daarna kwam er bezoek uit Keulen met het verzoek of er iemand tijdelijk responsabel wilde worden in de communauteit aldaar. En toen werd al waar wat abbé Pierre me later eens zei: ‘het leven bestaat meer uit toe stemmen in iets dan echt kiezen’. En zo kwam ik in Keulen terecht midden in een strenge winter, met alleen een kachel in een klein keukentje en een kamertje waar anderen doorheen moesten lopen om bij hun kamer te komen. Wekenlang in de sneeuw en daar reed ik met mijn net behaalde rijbewijs in een grote vrachtwagen. Ik zag mezelf soms rijden. Daar heb ik na verloop van tijd de vodden doorgeslikt en me op mijn plaats gevoeld. Voor mij werd het een manier van leven en dat gaf me voldoening. Er kwamen veel oudere mannen die onderdak zochten en die mee in ruil daarvoor moesten werken. Emmaus was ten slotte een leef én werkgemeenschap Spullen ophalen en kleding sorteren, nergens verwarming en als we ’s morgens begonnen, moesten we eerst de sneeuw van de werktafels vegen. Mijn taak werd het werk verdelen en conflicten beslechten. In het begin vond ik dat wel vreemd. Ik was net 26 jaar en was ik de baas over mannen van 50 jaar en ouder. Maar ook dat wende, zoals uiteindelijk alles went. Het contact met Tilburg bestond vooral uit brieven, met name Wim Peeters en Charles Voncken hielden me op de hoogte. In die tijd ben ik één weekend daar geweest.

In de zomer ging ik weer terug naar Haarzuilens, kort daarop werd ik daar responsabel van een groep van 10 tot 15 mensen. Het was er wel even anders dan in Keulen, niet alleen betere huisvesting, hoewel ook maar één kachel, maar de communauteit was veel meer gemengd, mannen en vrouwen, jong en oud. De taak van responsabel viel al gauw niet meer te combineren met een regelmatig bezoek aan Tilburg. Ik schreef indertijd het volgende aan Pater Bertrand: “Na Keulen ben ik hier responsabel geworden en met handen en voeten gebonden. Het werk en de mensen vragen alles van me, echt waar, dit had ik niet verwacht. Het gevolg hiervan is dat ik mijn vrijheid een beetje kwijt ben. Tot nog toe ben ik twee weekenden weggeweest, eenmaal naar huis en eenmaal naar kennissen, prompt dat hier dan weer iets voorgevallen was, wat anders misschien niet gebeurd was. Nu heb ik me voorgenomen om er toch regelmatig uit te gaan, anders word ik overspannen. Wel zal dit ‘regelmatig’ tegelijk ‘weinig’ inhouden. Om nu elke keer dat ik even weg kan naar Tilburg te gaan, kan ik niet opbrengen De hele dag in een flat is voor mij geen ontspanning.” Verderop schrijf ik dan “Dit alles heeft me tot het besluit gebracht om dit jaar mijn geloften niet meer te vernieuwen. Voor mezelf geloof ik dat er niet veel verandert, ik leef hier sober en doordat ik ongehuwd leef kan ik mijn werk blijven doen. Alleen de officiële band met de montfortanen waaruit een stel verplichtingen vloeiden, die ik niet meer waar kan maken, is verbroken.”

Emmaus-communauteit Haarzuilens 1968 - Gijs van den Berg met abbé Pierre

Emmaus-communauteit Haarzuilens 1968 – Gijs van den Berg met abbé Pierre.

En zo kwam er een eind aan een jarenlang ‘dienstverband’ met de montfortanen. Eigenlijk ongewild en onbedoeld, het overkwam me gewoon . Het contact bleef nog jarenlang bestaan. Ik kwam nog regelmatig in Voorschoten en Oirschot. Merkwaardig genoeg had ik vooral contact met de broeders in Voorschoten en de zusters in Oirschot. Met Peter Hoogland en Kees Smit in Borneo had ik een regelmatige briefwisseling. Peter kwam ook op bezoek en Piet van Hoof kwam ook nog eens langs. Maar langzamerhand doofden die relaties toch en werden mijn jaren bij de montfortanen herinneringen. In mijn laatste jaren bij Emmaus kreeg ik hulp bij de leiding van de communauteit van een zuster die eigenlijk net als ik een tijdje wat anders wilde. Toen heb ik weer de theologiestudie opgepakt bij de ATO ( agogisch theologische opleiding) in Soesterberg, want ik was nog steeds van plan om naar ‘de missie’ te gaan. Maar toen kwam er opeens iemand anders in mijn leven en werd het responsabelschap moeilijk te combineren. We gingen weg uit Emmaus en naar een opleiding op een biologisch-dynamische land en tuinbouwschool. Later ging ik naar de Kleine Aarde in Boxtel en negen jaar later werd ik praktijkleraar tuinbouw op mijn oude school. Toen de school moest fuseren en verhuizen kwam ik in Breda te werken bij de opvang van dak en thuislozen waar ook een kringloopcentrum aan was verbonden. Toen beide takken groeiden en uit elkaar gingen kwam ik weer tussen de tweedehands spullen terecht. Daar werd weer een regel van Emmaus actueel ‘Waardeloos kennen we niet, dit geldt voor spullen en mensen’. Door al die wisselingen kwam mijn pensioenopbouw, als die er al was, in de knel en zo moet ik nog even doorgaan tot mijn 65-ste.

Ondertussen is door een initiatief van Frans Roefs door een jaarlijkse reünie te houden het contact met de montfortanen weer hersteld. Frans Luiten en Simon Kuyten behoren ook tot deze reünisten zodat er elk jaar weer bijgepraat kan worden. Ondertussen kreeg ik contact met Stan Verdult die een heel aardige website over Beresteyn op had gezet. Zelf had ik nogal wat bewaard uit die tijd en kon hem helpen met wat uitbreiding. Later leerde ik Hub Kleijkers kennen en kreeg van hem het boek ‘Montfortanen in de lage landen’ en de kronieken van Beresteyn en Oirschot. Ik ben zo gezegd weer helemaal terug. Natuurlijk heeft de tijd niet stil gestaan en is iedereen veranderd. Maar bij zo’n contact is het net alsof dat geen rol speelt en is het wonderbaarlijk hoe snel je weer met elkaar in gesprek bent en niet alleen over vroeger.

Dertien Jaar zat ik onder de vleugels van de montfortanen, vleugels die me beschermden maar me ook wel eens benauwden. Eenmaal onder die vleugels vandaan heb ik me kunnen ontwikkelen tot wie ik nu ben. Praktisch bezig zijn met mijn handen en leiding geven aan mensen die vaak moeite hebben om hun eigen leven te overzien, bemiddelen en problemen oplossen, dát is waar ik me goed bij voel. Dat daarbij mijn montfortaans verleden een rol speelt is duidelijk, dat ik met de gelofte van gehoorzaamheid problemen zou krijgen is ook duidelijk. Maar ook dat ik nog al eens terugdenk aan die paters en broeders die me veel hebben voorgeleefd en zonder wie ik niet zou zijn geworden die ik nu ben.

In: Wijzer, Montfortaans Infoblad, halfjaarlijks periodiek, jaargang 17 nummer 2 – oktober 2007