Uit de historie van Beresteyn

Enige stukjes “Uit de historie van Beresteyn” door Nico de Jong in De Harpoen jg ‘55/’56.

Uit de historie van Beresteyn

[1]

Voordat de Paters Montfortanen hun intrek gingen nemen in Beresteyn moest er nog het een en ander gerestaureerd en verbouwd worden. Bij deze verbouwing stootten de werklui op een kamermuur, die volgens de plannen eruit moest. Dit werd dan ook gedaan. Het vervuilde behang werd weggescheurd opdat ze dan beter zouden kunnen zien waar ze konden en moesten hameren. Daarbij kwam men iets eigenaardigs tegen. Van achter het behang kwamen een foto in étuitje en ‘n paar kranten te voorschijn. Dit wilden de werklui niet zomaar voorbij laten gaan. Er waren altijd belangstellenden onder hen, die wilden weten wie en wat voor ’n man die foto voorstelde en wat voor ‘n krant het was, van welke datum. Die foto nu bleek voor te stellen Jhr. Hugo IV van Beresteyn. Van die kranten zijn we niet veel te weten gekomen. Maar wij konden nog zien dat het de Telegraaf was  van Donderdag 2 jan. 1896, 4e jaargang. Was dat toen het meest verspreide dagblad? Er stond nog wat in van het Koningin-Emma-fonds. Waar indertijd ‘n advertentie had gestaan hebben de muizen ‘n gat doen ontstaan. Op de andere krant, meer een tijdschrift of iets dergelijks, stond een titelplaatje, waaronder met grote letters: Eigen Haard. Dit dateerde van 7 mei 1898 en het was No 19.

Verder vond men ook nog een paar tekeningen op de muur, die schijnbaar Jhr. Hugo moesten voorstellen. Deze tekeningen waren van 1889 en stonden op dezelfde muur, waar die kranten verborgen waren. Ze werden gefotografeerd. Deze muur is, zoals gezegd, uitgebroken bij de verbouwing door de paters.

Nico de Jong II

[2]

Nu we nader hebben geïnformeerd zijn we weer een stukje verder gekomen.

We weten nu o.a. dat er nog een douairière in leven is van het geslacht Beresteyn.

Ze woont momenteel op “Het Bergelt” te Vierhouten (Veluwe). Ze schreef ons o.m. wie de bouwheer was van ons huis. En dat deze Jhr. Hugo IV van Beresteyn het huis later verkocht heeft. Toen kwam er een jongensinstituut in. De latere directeuren van dit instituut waren achtereenvolgens dhr. Vullings en Jhr. van Suchtelen. Deze laatste stierf inmiddels en de familie van Suchtelen woont nu nog als buur naast ons.

Verder schreef bovengenoemde dame ons nog dat we verdere inlichtingen konden vinden in de genealogie van het geslacht Beresteyn. Ze verwees ons daarvoor naar het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag. De handtekening onder de brief waaruit we u dit alles meedeelden luidde: J. van Beresteyn-Frowein (keurig duidelijk!).

Wie zal nu de stoute schoenen aantrekken en eens op z’n dooie akkertje gaan snuffelen in den Haag? Uw redactie voelt er wel iets voor (natuurlijk!) Maar denkelijk zullen we wel eerst een heel stuk meer boven onze broek moeten uitgegroeid zijn.

Nico de Jong

Douairière Julia Carolina Frowein en het geslacht Beresteyn
Inmiddels trad hij (Eltjo Allegondus van Beresteyn) op 4 oktober 1900 in het huwelijk met Julia Carolina Frowein (1877-1961), de dochter van de tabakshandelaar Johann Wilhelm Frowein (1845-1919). Uit dit huwelijk kwamen twee dochters voort: Maria Melitta Selma van Beresteyn (1902-1967), die op 5 juni 1928 huwde met het liberale kamerlid Frederik Lodewijk Schlingemann (geboren 1900) en Paula Volckera van Beresteyn (geboren 1904), die op 10 april 1928 met Horatio Albarda (1904-1965), toen lid van de firma Heldring en Pierson in het huwelijk trad. Deze werd waarnemend staatssecretaris van het ministerie van Financiën, directeur van de Nederlandsche Handelmaatschappij en presidentdirecteur van de K.L.M.

Eltjo Allegondus van Beresteyn (1876-1948)
Burgemeester van Veendam van 1910 tot 1916, Kamerlid voor de Vrijzinnige Democratische Bond van 1916 tot 1922 en van 1927 tot 1939 lid van de Haagse Gemeenteraad. Hij was historicus met veel gevoel voor cultuur en combineerde dat succesvol met het voorzitterschap van de Rijkscommissie voor Monumentenzorg en vele andere functies op cultureel gebied. Ook was hij oprichter van het Bureau voor Genealogie in Den Haag.

In 1939 kwami een nieuwe kentering in het bestaan van Van Beresteyn door zijn benoeming als directeur van de N.V. “Het Vierhouter Bosch”, waarbij hij de beheerder werd van 650 hectare bosland, afkomstig van het geslacht Frowein en sedert 1919 gedeeltelijk in het bezit van zijn vrouw. Deze schrijft de drift, waarmee hij zich op zijn nieuwe werkzaamheden als bosteler stortte, toe aan heimwee naar zijn jeugd in de natuur rond Meteren, waarvoor hij nu in de Veluwe compensatie vond. Met bosbaas Barten verdiepte hij zich in de technische aspecten van het beheer, terwijl hij tevens de initiator werd van een Nederlandsche Vereeniging van Boscheigenaren. Nu zijn streven tot natuurbehoud door praktijkervaring werd ondersteund, wist hij na de oorlog met succes bij minister en Kamer voor hun belangen op te komen.

[3]

Tot mijn spijt moet ik u deze keer teleurstellen. En wel omtrent hetgeen ik mag schrijven. Wegens overvloed van kopie moet mijn historie plaats maken voor beter en interessanter werk. Toch wil ik de trouwe lezers van mijn rubriekje niet helemaal teleurstellen.

’n Kleinigheidje volgt hier daarom.

In het prachtige “stads”park van Voorschoten aan een vijver waarin zwanen gretig pikken naar het hun toegeworpen brood, staat een ijzeren hekwerk met daarop een plaat van dezelfde makelij waarop volgende tekst

Ter herinnering aan

den Heer H.H.G. Wullings 1869-1936

stichter van het instituut Wullings

H.B.S. 5-jarige cursus, internaat

leerlingen en leraren

Zoals ik in deze jaargang reeds eerder vertelde was het de bovengenoemde heer, die ons huis kocht van Jhr. Hugo IV van Berestyn.

Zo blijft dus de beginner van dit jongens-internaat in de geschiedenis voortleven.

Nico de Jong II

dscf2167De Plaquette was lange tijd uit het park verdwenen. Maar gelukkig werd ze weer teruggevonden in de gemeentelijke opslag. Daar was ze terechtgekomen nadat ze bij baggerwerkzaamheden uit de vijver was opgehaald.

Bij een grote renovatie (2015-2016) van het park en de vijvers kregen de bank en de plaquette ook een opknapbeurt. De officiële opening van het in zijn oude glorie gebrachte park vond plaats op 2-09-2016 en daarmee was ook de Wullings herinnering weer op zijn oude plaats te bewonderen. Hopelijk nu wel vandaal bestendig.dscf2171Aan de noord- oostzijde bevindt zich het monument Wulings uit 1941 (hekwerk in 1965 met eigentijdse materialen in oude vorm hersteld), uitgevoerd als een iets verdiept gelegen voederplaats met een bakstenen keermuur en op eenvoudig ijzeren leuning. In het midden op een aan de bovenzijde geschulpte plaquette staat de tekst:
‘Ter herinnering aan den heer/H.H.G. WULLINGS/1869-1936/STICHTER VAN INSTITUUT WULLINGS/H.B.S. 5 jarige cursus/INTERNAAT/leerlingen en leeraren’.
Er tegenover, aan de overzijde van het wandelpad ligt, aan achter- en zijkanten omgeven door bossage, een gedenkbank ter herinnering aan de openstelling van het park in juli 1937 geplaatst en blijkens opschrift aangeboden door ‘industrieëlen en middenstanders’. De circa vier meter lange bank is opgetrokken uit gele baksteen en heeft een relatief hoge leuning, die evenals de armleuning is voorzien van natuurstenen dekplaten. Vanaf de bank, die geflankeerd wordt door twee gemetselde bloembakken op een vierkant grondvlak, heeft men een wijds gezicht over de vijver. Ten westen van de ‘Grote Vijver’ wordt het terrein afgesloten door een kunstmatig glooiend terrein.

dscf2168herdenking-wullingsherdenking-wullings-achterTwee pagina’s uit het boekje ‘Huize Beresteyn’ Een geschiedenis van beren en burgers.
Door Jane Koopstra-Kraal

Leidsch dagblad 30-06-1941

Leidsch dagblad 30-06-1941


Aanvullende informatie

Op Wikepedia onder Voorschoten:

Beresteyn is een landhuis op het zuidwestelijk deel van Berbice dat in 1828 werd verkocht aan jonkheer Hugo van Beresteyn. In 1893 werd Beresteyn verkocht en werd er het ‘Instituut Wullings’, een chique jongenskostschool met HBS, gevestigd. Het huis kreeg toen een nieuwe gevel en werd uitgebreid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het instituut gesloten. Na de oorlog werd Beresteyn seminarie en klooster van de paters Kapucijnen en in 1954 ging het over naar de paters Montfortanen. Na hun vertrek in mei 2001 bood het huis onderdak aan diverse stichtingen, kunstenaars en buitenlandse werknemers.

[NB aanvankelijk stond op Wikepedia dat Beresteyn in 1950 overging naar de Montfortanen. Heb dat in overeenstemming met de werkelijkheid op 1 april 2007 veranderd in: 1954.]

Zie op de website van Ad Murck

  • Over de oprichting van het Instituut Wullings door Hendrik Hermanus Gerrit Wullings (1869-1936)
  • Info en foto’s van Cees Vreedenburgh, die van 1937-1940 op het Instituut Wullings zat.

Ter verdere aanvulling, een stukje uit de Kennemerkrant

Gijs van den Berg attendeerde hierop en stelde:  “Aan de historie van Beresteyn kan je toevoegen dat er gedurende de oorlogsjaren Duitsers zaten [S1]en dat het in de hongerwinter gebruikt werd door de Ursulakliniek.”

Apostolische School in Voorschoten

Paters Montfortanen kopen Huize Beresteyn

(Van onze correspondent)

Binnen enige dagen zal het contract getekend worden, dat de congregatie der paters Montfortanen eigenaresse maakt van huize Beresteyn te Voorschoten, waarin sedert 1945 het klein-seminarie van de paters Capucijnen gevestigd is. De paters Montfortanen zijn voornemens in dit vrij uitgebreide gebouwencomplex hun reeds bestaande tweede Apostolische School te vestigen en er in September het nieuwe studiejaar te beginnen. Wij vernemen dit van welingelichte zijde; een officiële bevestiging van dit bericht hebben wij nog niet kunnen krijgen.

De paters Capucijnen zagen hun klein-seminarie in Langeweg bij Breda bij de bevrijding van Brabant in November 1944 grotendeels verloren gaan. Gedurende de laatste oorlogswinter vonden zij onderdak in Tilburg en na de bevrijding kwamen de paters naar Voorschoten, waar zij huize Beresteyn kochten, dat voorheen het bekende instituut Wullings herbergde en gedurende de hongerwinter de uit Wassenaar verdreven St. Ursulakliniek. De paters Capucijnen konden echter niet in het Westen des lands blijven en bouwden in Oosterhout een nieuw klein-seminarie, dat in Augustus in gebruik genomen zal worden. De 25 paters en 150 jongens zullen dan uit Voorschoten vertrekken.

De paters Montfortanen kampten na de oorlog met ruimtegebrek in hun Apostolische School St. Marie te Schimmert en besloten in Voorschoten een nieuw seminarie te bouwen. Er werd grond aangekocht en in afwachting van de bouw kreeg het nieuwe seminarie een voorlopig onderdak in het klooster Huize Montfort aan de Haagsche Schouw te Voorschoten. Na drie jaar was de beschikbare ruimte echter niet toereikend meer, zodat er in September 1953 geen nieuwe leerlingen aan de Haagsche Schouw konden worden aangekomen. Toen bekend werd, dat de paters Capucijnen Huize Beresteyn gingen verlaten, hebben de paters Montfortanen pogingen aangewend dit gebouw in hun bezit te krijgen. Met de aankoop hiervan wordt de nieuwbouw, althans voorlopig, overbodig.

De Kennemerkrant, 1 Maart 1954.

[Opgenomen in Kronieken Montfortaans Seminarie Heiloo 1950-1951, Haagsche Schouw 1951-1955, Beresteyn 1955-1965]

[S1] Daarover is in een stukje uit Binnenhof méér te lezen, zie hieronder

image001-1

image003image004image005image006image007image008